Belastbaar feit en opeisbaarheid van BTW: met ingang van 01/01/2016.

Boekhouding & fiscaliteit

Met ingang van 01/01/2013 maakte een voorschotfactuur de BTW niet meer opeisbaar. Ondertussen werden een aantal tussenregelingen ingevoerd die moeilijk werkbaar waren. Daarom werd nu met ingang van 01/01/2016 een regeling uitgewerkt waarbij de factuur weer een centrale rol speelt en die heel wat duidelijker is en weer afstemt met de praktijk.

Om het zo eenvoudig mogelijk weer te geven, werd gewerkt met een schematisch overzicht.

Belastbaar feit: het feit waardoor voldaan is aan alle wettelijke voorwaarden die vereist zijn voor het verschuldigd worden van de BTW

Opeisbaarheid: de BTW is verschuldigd aan de Schatkist ; dit gebeurt door de opname in de BTW-aangifte

Leveringen: belastbaar feit

In principe valt het tijdstip van opeisbaarheid van de BTW gelijk met het tijdstip van de levering als belastbaar feit , zoals bepaald in artikel 16 Wetboek BTW (WBTW).

Art.16. Tijdstip van opeisbaarheid bij leveringen

Algemene regel: tijdstip bij terbeschikkingstelling van de goederen  

Afwijking:  

  • Bij vervoer door de leverancier: einde vervoer
  • Bij montage door de leverancier: einde montage
  • Bij doorlopende leveringen: einde elke afrekeningsperiode



Diensten: belastbaar feit

In principe wordt de BTW opeisbaar op het tijdstip van het verrichten van de dienst als belastbaar feit. (art 22 WBTW)

Art.22.  Tijdstip van opeisbaarheid bij diensten.

Algemene regel: tijdstip van het verrichten van de dienst (voltooiing)  

Afwijking: 

  • Bij doorlopende diensten: einde elke afrekeningsperiode



 

Met deze nieuwe regels vanaf 01/01/2016 krijgt het opmaken van een factuur (voorschotfactuur) zoals bepaald in artikel 17 en 22 WBTW  weer voorrang bij het bepalen van het tijdstip van opeisbaarheid van de BTW.

Het opmaken van een factuur neutraliseert bij:

  • de leveringen, het principe van de levering van de goederen; art. 17 krijgt voorrang op art.16
  • de diensten, het principe van het verrichten van de diensten; art.22bis krijgt voorrang op art.22.

 

Samenvatting voor leveringen en diensten op basis van de hoedanigheid van de klant.



Binnenlandse leveringen en diensten.



B2B: (business klant) / voor leveringen en diensten

Algemene regel = datum factuur (voorschotfactuur)

Afwijking:

  • bij betaling voor de levering/dienst (en voor dat een factuur wordt uitgereikt) = datum ontvangst betaling
  • nog geen factuur 15de van de maand na de maand van levering of dienst = 15de van deze maand





B2C: (particuliere klant) / voor leveringen en diensten

Bij facturatieverplichtingen = zie B2B

Geen facturatieverplichtingen = datum ontvangst betaling



B2G: (overheid als klant)

Voor leveringen:

Levering van onroerende goederen  =  zie B2B

Levering van roerende goederen:

  • geen toepassing “btw verlegd” = datum ontvangst betaling
  • wel toepassing “btw verlegd “ =  zie B2B



Voor diensten:

geen toepassing “btw verlegd” = datum ontvangst betaling

wel toepassing “btw verlegd“ =  zie B2B

 

Intracommunautaire leveringen en diensten.



B2B: (business klant)

Intracommunautaire leveringen : art.17§2

Algemene regel = datum factuur, indien deze is opgemaakt op of na de datum van de levering.

Zoniet, is het de datum van levering die telt.

Afwijking:

  • nog geen factuur 15de van de maand na de maand van IC levering als belastbaar feit = 15de van deze maand



Intracommunautaire diensten : art.22bis §2

Algemene regel: datum waarop dienst is verricht (voltooid) = basisregel art.22

Afwijking:

  • bij ontvangst van een betaling voor het tijdstip waarop dienst is verricht.