Vrijgestelde meerwaarden op bedrijfsvoertuigen

Sociaal

Als algemene regel  geldt dat meerwaarden op de realisatie van vaste activa belastbaar zijn aan het normale tarief. Om de aankoop van milieuvriendelijke bedrijfswagens te stimuleren bestaat er een bijzondere vrijstelling op gerealiseerde meerwaarden op bedrijfsvoertuigen die geldt voor alle ondernemingen, zowel voor natuurlijke personen als vennootschappen mits naleving van een aantal voorwaarden.

 

Bedrijfsvoertuigen

De belastingadministratie verstaat onder ‘bedrijfsvoertuig’ 2  soorten van voertuigen:

  • Voertuigen die aangewend worden voor bezoldigd personenvervoer zoals autobussen en taxi’s;
  • Voertuigen die aangewend worden voor goedervervoer zoals trekkers, vrachtwagen en aanhangwagens met een maximum toegelaten massa (MTM) van minstens 4 ton.

     

Zowel de vrijwillig als de gedwongen gerealiseerde meerwaarde kan worden vrijgesteld. Voor de vrijwillige meerwaarden kan dat enkel als op het moment van de verkoop de bedrijfsvoertuigen sedert meer dan drie jaar de aard van vaste activa ( dus als investering geboekt) hebben.



Wederbeleggingsvoorwaarden

Om van de vrijstelling te kunnen genieten, moet  de volledige verkooprijs of de ontvangen schadevergoeding herbelegd worden.



De herbelegging mag in nieuwe voertuigen, tweedehandsvoertuigen en kan zelfs in geleasde wagens mits deze geactiveerd worden. Deze voertuigen moeten wel voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • Aangewend worden voor bezoldigd personenvervoer of voor goederenvervoer;
  • Aan specifieke ecologische normen voldoen ( zie art. 20 §1 3° KB/WIB92);
  • In België gebruikt worden bij de uitoefening van de beroepswerkzaamheid.

     

De herbelegging moet gebeuren binnen de volgende termijnen:

  • Twee jaar voor een vrijwillige meerwaarde, te rekenen vanaf de eerste dag van het kalenderjaar waarin de meerwaarde verwezenlijkt werd.
  • Eén jaar voor een gedwongen meerwaarde, waarbij de herbelegginstermijn moet gebeuren binnen één jaar na de het verstrijken van het belastbaar tijdperk waarin de schadevergoeding ontvangen werd.

     

Ten slotte mag een vennootschap niet vergeten dat de ‘onaantastbaarheidsvoorwaarde’ moet worden gerespecteerd. De meerwaarde moet op een afzonderlijke rekening van het passief worden geboekt en mag niet tot grondslag dienen voor enige uitkering om van de vrijstelling te kunnen genieten.

Voor het verkrijgen van de vrijstelling moet een opgave 276 N  bij de aangifte  gevoegd worden en dit vanaf het inkomstenjaar waarin de meerwaarde wordt verwezenlijkt tot het inkomstenjaar waarin de herbeleggingstermijn verstrijkt.



Sanctie

Indien u niet tijdig herbelegt of als de onaantastbaarheidsvoorwaarde niet vervuld is of indien het herbelegde voertuig niet voldoet aan de wettelijke gestelde voorwaarden inzake milieunormen of indien geen formulier 276 N werd ingediend, wordt de meerwaarde belast als inkomen van het belastbare tijdperk waarin de herbelegginstermijn is verlopen met aanrekening van nalatigheidsintresten vanaf het aanslagjaar waarin de vrijstelling werd toegestaan.



Goed om weten

Wanneer u dus uw vrachtwagen verkoopt voor een nieuwe bestelwagen met een MTM van maximaal 3,5 ton, dan zal u aan de kilometerheffing ontsnappen maar kan deze aankoop niet in aanmerking komen als geldige wederbelegging voor de vrijstelling op bedrijfsvoertuigen en zal bij een latere eventuele meerwaarde van deze bestelwagen er ook geen vrijstelling kunnen worden genoten.

Indien de meerwaarde gerealiseerd is op een vrachtwagen die langer dan vijf jaar in de onderneming aanwezig was als investering, dan kan toepassing gemaakt worden van de gespreide belasting op meerwaarden. In de personenbelasting komt deze meerwaarde in aanmerking voor een afzonderlijke taxatie van 16,5%.

Anderzijds zal een KMO-vennootschap wel kunnen genieten van de eenmalige investeringsaftrek van 8% op de nieuwe bestelwagen maar dan heeft de vennootschap geen recht meer op de toepassing van de notionele intrestaftrek. Voor eenmanszaken met minder dan 20 werknemers kan naast de eenmalige investeringsaftrek ook geopteerd worden voor de gespreide investeringsaftrek van 10,5%.

De als herbelegging aangeschafte voertuigen moeten niet gedurende een bepaalde minimumtermijn worden aangehouden.  Indien de wederbelegde investering op korte termijn daarna verkocht zou worden of een ongeval zou tegenkomen, dan verliest men de vrijstelling op de meerwaarde niet.

Voor trekkers, vrachtauto's, autobussen en autocars gelden zeven alternatieve ecologische voorwaarden (art. 20 §1 3° KB/WIB92). Het volstaat dat het voertuig aan één van deze voorwaarden voldoet. Zodra één van de voorwaarden een verplichte norm is (b.v. de dodehoekspiegel sinds 1 januari 2003 en de veiligheidsgordels sinds 31 maart 2003), moet het voertuig aan één van de andere voorwaarden voldoen. Het beantwoorden aan één van de normen moet blijken uit documenten afgeleverd door de constructeur, invoerder of installateur.

Het is niet vereist dat ieder voertuig vervangen wordt door een ander. Zo is het mogelijk dat één vrachtwagen wordt aangekocht ter vervanging van twee verkochte vrachtwagens zolang de verkoopprijs van deze twee vrachtwagens samen lager is dan de aankooprijs van de nieuwe vrachtwagen.

De keuze voor de toepassing van de vrijstelling van de meerwaarde op bedrijfsvoertuigen houdt automatisch in dat geen aanspraak kan gemaakt worden op het stelsel van de gespreide belasting  van meerwaarden op activa die ouder dan vijf jaar zijn. ( volgens art. 47 WIB92)

Evenmin kan een vennootschap die de vrijstelling heeft gevraagd doch de voorwaarden tot herbelegging niet heeft nageleefd, tijdens het belastbaar tijdperk waarin de herbeleggingstermijn verstrijkt nog overschakelen op het stelsel van gespreide belasting van art. 47 WIB92.

Bij de realisatie van een meerwaarde op een bedrijfsvoertuig komen dus verschillende aspecten aan bod waarmee rekening  moet worden gehouden om de fiscaal gunstigste oplossing te kiezen en waarbij wij u graag willen bijstaan.