Onvoldoende of niet voorafbetalen wordt een pak duurder voor vennootschappen
Vennootschappen die belastbare winsten behalen, dienen in principe vennootschapsbelasting te betalen. Deze wordt finaal berekend in de aangifte vennootschapsbelasting en dient betaald te worden ongeveer 10 à 12 maand na het einde van het boekjaar. De overheid wenst echter deze verschuldigde belastingen sneller te innen en past daarom een belastingvermeerdering toe wanneer een vennootschap te weinig of geen voorafbetalingen uitvoert. Kleine vennootschappen worden evenwel gedurende de eerste drie boekjaren vanaf de oprichting vrijgesteld van de vermeerdering. Tot daar niets nieuws onder de zon.
Om vennootschappen nog meer aan te sporen tot voorafbetalen heeft de regering deze belastingvermeerdering nog verder verhoogd. Voor aanslagjaar 2019 bedraagt die alvast 6,75 %. Voor eenmanszaken blijft dit behouden op 2,25 %. Bovendien is de bepaling geschrapt die maakte dat er geen vermeerdering verschuldigd was wanneer het bedrag ervan lager was dan 0,5 % van de belasting waarop ze was berekend of lager was dan 80 EUR. De eventuele vermeerdering zal voor vennootschappen dus altijd worden toegepast.
Deze maatregel gaat in vanaf aanslagjaar 2019 voor vennootschappen waarvan het boekjaar ten vroegste ingaat op 1 januari 2018. Indien het boekjaar bijvoorbeeld startte op 1 december 2017 en eindigt op 31 december 2018 dan valt dit wel onder aanslagjaar 2019 maar doordat het aanving vóór 1 januari 2018 valt men nog onder de oude regeling.
Om deze voorafbetalingen te financieren kan de onderneming putten uit eigen middelen maar kan er ook beroep gedaan worden op financiële instellingen. Momenteel worden hier vrij lage rentetarieven voor aangerekend en zijn de betaalde intresten aan de financiële instellingen voor dergelijke leningen fiscaal aftrekbaar.
Berekening
Samengevat ziet de berekening van de vermeerdering er uit als volgt:
- Voor aanslagjaar 2019 (ink.2018):(Belasting – voorheffing) x 6,75
Om een belastingvermeerdering te elimineren of te reduceren, dienen er voldoende voorafbetalingen te gebeuren. Voor iedere voorafbetaling wordt er een bonificatie toegekend. Deze bonificatie kan worden afgetrokken van de vermeerdering.
De bonificatie wordt berekend als volgt:
- Voorafbetaling uitgevoerd in het 1ste kwartaal: bedrag x 9 % (basisrentevoet)
- Voorafbetaling uitgevoerd in het 2de kwartaal: bedrag x 7,50 % (basisrentevoet)
- Voorafbetaling uitgevoerd in het 3de kwartaal: bedrag x 6 % (basisrentevoet)
- Voorafbetaling uitgevoerd in het 4de kwartaal: bedrag x 4,50 % (basisrentevoet)
De voorafbetalingen moeten naargelang het kwartaal gedaan zijn op 10 april, 10 juli, 10 oktober en 20 december voor vennootschappen die hun boekhouding voeren per kalenderjaar (van 1 januari tot 31 december).
Voor boekjaren van 12 maanden die niet samenvallen met een kalenderjaar moeten de voorafbetalingen gebeuren uiterlijk op de tiende dag van de vierde, zevende en tiende maand en de twintigste dag van de laatste maand van het boekjaar. Als een vervaldag op een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag valt, wordt de vervaldag verschoven naar de eerstvolgende werkdag.
Een voorbeeld
Stel dat u als vennootschap een belasting betaalt van 50 000 € en u heeft daarnaast een voorheffing van 5 000 € betaald dan ziet de situatie er als volgt uit:
Ingeval van geen voorafbetalingen:
Aanslagjaar 2019 (ink. 2018)
Belasting – voorheffing = 50.000 € - 5.000 € = 45.000 €
Vermeerdering: 6,75 % x 45.000 € = 3.037,50 €
Ingeval van een voorafbetaling van € 10.000 per kwartaal:
Aanslagjaar 2019 (ink.2018)
Conclusie
Uit bovenstaande voorbeelden blijkt het belang om voldoende voorafbetalingen te doen. Wanneer de eerste twee voorafbetalingen gemist zijn, dan kan de vermeerdering niet meer ontweken worden behalve wanneer dan meer dan de geraamde belasting zal betaald worden. Concreet moet de eerste voorafbetaling 75 % bedragen om geen verdere vermeerdering verschuldigd te zijn. Voor de tweede voorafbetaling bedraagt dit al 90 % indien er geen eerste voorafbetaling gebeurd is. Indien er slechts vanaf het 3e kwartaal voorafbetaald wordt, moet dus al 112,5 % voorafbetaald worden. Indien er slechts in het laatste kwartaal voorafbetaald wordt, dan bedraagt dit 150 %.
Samengevat :
Aanslagjaar 2019 (inkomsten vanaf 1 januari 2018) :