Kosteloos mandaat in een vennootschap: te bewijzen !

Juridisch

Het KB van 27 mei 2014 bepaalt hoe men als mandataris van een vennootschap (zaakvoerder, bestuurder) kan bewijzen dat het mandaat kosteloos wordt uitgeoefend, en aldus het vermoeden van onderwerping aan het sociaal statuut van zelfstandigen kan weerleggen.

Voor mandatarissen van vennootschappen gelden twee specifieke vermoedens van onderwerping aan het sociaal statuut der zelfstandigen :

  1. De uitoefening van een mandaat in een vereniging of vennootschap met exploitatie of verrichtingen van winstgevende aard ;
  2. De benoeming van een persoon tot vennootschapsmandataris in een aan de Belgische vennootschapsbelasting onderworpen vennootschap of vereniging.



Sedert 2008 kan het eerste vermoeden (ingevolge de uitoefening van een mandaat) worden weerlegd door de kosteloosheid van het mandaat te bewijzen.

De wetgever heeft de materie inzake “vermoedens van onderwerping aan het sociaal statuut” en de mogelijkheden van weerlegging nu anders geformuleerd.

De weerlegging kan nog steeds gebeuren door het kosteloos karakter van het mandaat in te roepen.  Dit moet voortaan wel gebeuren volgens zeer specifieke modaliteiten.

  1. Het bewijs van de kosteloosheid van het mandaat kan worden geleverd door een statutaire bepaling nopens het onbezoldigd karakter van het mandaat;
  2. De kosteloosheid van het mandaat kan ook worden aangetoond door een beslissing van het orgaan dat bevoegd is om de vergoedingen van mandatarissen vast te stellen (de algemene vergadering der aandeelhouders).



Deze statutaire bepaling of beslissing van de algemene vergadering kunnen ten vroegste uitwerking hebben vanaf de twaalfde maand voorafgaand aan

  1. Ofwel de maand waarin de statutaire bepaling of de beslissing is gepubliceerd in de Bijlagen bij het Belgisch Staatsblad;
  2. Ofwel de maand waarin de statutaire bepaling of de beslissing is medegedeeld aan de sociale verzekeringskas waarbij de mandataris is aangesloten ; bij gebrek aan aansluiting : mededelen aan het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekering der Zelfstandigen.



Uiteraard moet de “juridische kosteloosheid” gepaard gaan met een “feitelijke kosteloosheid”.  Het mandaat moet dus ook de facto onbezoldigd zijn.  Er mogen dus geen bedrijfsleidersbezoldigingen worden toegekend uit hoofde van het mandaat, noch premies of bijdragen worden gestort voor de opbouw van een aanvullend pensioen van de mandataris.

Indien de statuten bepalen dat het mandaat bezoldigd is, en worden er in de praktijk toch geen bezoldigingen toegekend aan de mandataris, dan is niet voldaan aan de voorwaarden om het vermoeden van onderwerping aan het sociaal statuut te weerleggen.

Het voormelde KB bepaalt ook nog dat, als een mandaat de facto wordt bezoldigd, het kosteloos karakter ervan niet meer kan worden aanvaard vanaf dat jaar, en niet enkel voor dat jaar alleen.

Uw dossierbeheerder is uiteraard ter uwer beschikking om het nodige te doen voor vennootschapsmandatarissen die met deze materie van “onbezoldigd mandaat” en “niet onderwerping aan het sociaal statuut van zelfstandigen” geconfronteerd worden.